Aanmelding
In overeenstemming met de Europese Habitatrichtlijn, stelt iedere lidstaat een nationale lijst op van potentiële Habitatrichtlijngebieden, gebaseerd op de criteria uit bijlage III van de Habitatrichtlijn. Deze gebiedenlijst wordt vervolgens bij de Europese Commissie ingediend ("aangemeld"). Na beoordeling door de Europese Commissie in samenspraak met de lidstaten wordt de lijst zo nodig aangevuld en gepubliceerd. Nederland heeft de Habitatrichtlijngebieden in 2003 bij de Europese Commissie aangemeld, waarna de Europese Commissie in 2004 de "communautaire lijst" heeft gepubliceerd. Na publicatie van deze lijst dienen de gebieden binnen 6 jaar te worden aangewezen onder nationale wetgeving.
Aanwijzing of aanwijzingsbesluit
Formeel besluit van de minister waarmee een Vogel- en/ of Habitatrichtlijngebied wordt aangewezen als Natura 2000-gebied (of een eerder besluit wordt gewijzigd). In het besluit worden begrenzing en instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende gebied vastgelegd. Dergelijke besluiten worden genomen op grond van artikel 2.1 de Wet natuurbescherming. De ontwerpen van besluiten worden ter inzage gelegd voor publieke consultatie. Na verwerking van de zienswijzen wordt een "definitief" aanwijzingsbesluit gepubliceerd waar beroep op mogelijk is.
Abiotische factoren
De omstandigheden van bodem, water en lucht die nodig zijn voor het voortbestaan van bepaalde habitattypen. Meer specifiek gaat het om de 6 factoren: zuurgraad, vochttoestand, zoutgehalte, voedselrijkdom, overstromingstolerantie en gemiddelde laagste grondwaterstand; daarbij gaat het meestal om een combinatie van omstandigheden zoals bijvoorbeeld een hoge zuurgraad (pH) en natte omstandigheden.
Activiteit
Project of andere handeling zoals bedoeld in artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming, in of buiten een Natura 2000-gebied, die schadelijk kan zijn voor de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Artikel 12-rapportage (VR)
Nationale, zesjaarlijkse rapportage over de omvang en trends van populaties van alle inheemse vogelsoorten en over de omvang en trends van het verspreidingsgebied van alle inheemse broedvogels, die sinds 2013 ingediend dient te worden bij de Europese Commissie.
De brochure met de resultaten van de meest recente rapportage is hier te vinden.
Artikel 17-rapportage (HR)
Nationale, zesjaarlijkse rapportage over de staat van instandhouding van alle voorkomende habitattypen en soorten van alle bijlagen van de Habitatrichtlijn (inclusief dwaalgasten) die sinds 2007 ingediend dient te worden bij de Europese Commissie.
De brochure met de resultaten van de meest recente rapportage is hier te vinden.
Meer informatie over de landelijke en gebiedsrapportages staat in dit document: Informatie over habitattypen en soorten op nationaal niveau en gebiedsniveau (pdf)
Begrenzingssoort
Dit begrip is in 2000 gehanteerd bij de aanwijzing van Vogelrichtlijngebieden (vermeld in paragraaf 4.2 van de toenmalige besluiten als ìoverige relevante vogelsoortenî). Het zijn soorten die in behoorlijke aantallen in het gebied voorkomen maar waarvoor het gebied niet is geselecteerd als Vogelrichtlijngebied. Selecterende soorten zijn ook begrenzingssoorten voor dat gebied.
Beheerplan
Zie Natura 2000-beheerplan.
Belanghebbende
(Rechts-)persoon zoals overheden, bewoners, bedrijven en recreanten die een direct belang kunnen aantonen ten aanzien van het betreffende Natura 2000-gebied.
Beschermd natuurmonument
Een gebied dat in de periode 1971-1998 onder de oude Natuurbeschermingswet 1967 is aangewezen als beschermd gebied wegens bijzondere natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke kwaliteiten. Deze bescherming is per 1 januari 2017 van rechtswege vervallen op grond van de Wet natuurbescherming. Van de Natura 2000-gebieden die overlappen met beschermde natuurmonumenten zijn de doelen van de beschermde natuurmonumenten daarmee vervallen.
Besluit natuurbescherming
Besluit van 11 oktober 2016, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming. Hierin wordt een nadere uitwerking gegeven van onderdelen van de Wet natuurbescherming.
Bestaand gebruik
De Wet natuurbescherming definieert het bestaand gebruik in artikel 2.9, tweede lid als gebruik dat op 31 maart 2010 bekend is, of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn bij het bevoegd gezag. Onder bestaand gebruik vallen alle activiteiten die sinds die peildatum niet of nagenoeg niet gewijzigd zijn.
Bestuursovereenkomsten
Bestuursrechtelijke beleidsovereenkomsten tussen publiekrechtelijke rechtspersonen, met betrekking tot handelingen ter uitvoering van een overheidstaak. Bestuursovereenkomsten kunnen slechts tussen overheden worden gesloten.
Bevoegd gezag beheerplannen
De ministeries van EZ, I&M en Defensie en de 12 provincies vormen samen het bevoegd gezag voor de beheerplannen. In één gebied kunnen meerdere partijen (mede)bevoegd gezag zijn. In elk gebied beslist een partij alleen over dat deel dat het in eigendom/beheer heeft. Het bevoegd gezag dat het grootste deel van het eigendom in een gebied vertegenwoordigd is eindverantwoordelijk voor het beheerplan van dat gebied ("voortouwnemer")
Bevoegd gezag vergunningverlening
Het ministerie van EZ en de 12 provincies zijn bevoegd gezag voor vergunningverlening. Het ministerie van EZ verleent vergunningen op het gebied van bijvoorbeeld militaire activiteiten, hoofdinfrastuctuur en delfstoffenwinning. Dit is vast gelegd in artikel 1.3 van het Besluit natuurbescherming. In de overige gevallen is de provincie het bevoegd gezag.
Bijlage I (Vogelrichtlijn)
Lijst met vogelsoorten waarvoor ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Vogelrichtlijn speciale beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen waaronder de aanwijzing van speciale beschermingszones. Op grond van het tweede lid van artikel 4 dienen soortgelijke maatregelen te worden getroffen voor andere, niet in de bijlage opgenomen, trekvogels met een beschermingsbehoefte (zoals vele soorten watervogels). Zie ook ìVogelrichtlijnî.
Bijlage I en II (Habitatrichtlijn)
Lijsten met typen natuurlijke habitats ("habitattypen") (bijlage I) en dier- en plantensoorten (bijlage II) van communautair belang voor de instandhouding waarvoor ingevolge artikel 3 van de Habitatrichtlijn beschermde gebieden moeten worden aangewezen. Zie ook "Habitatrichtlijn".
Bijzondere kwaliteit
Een habitattype in een gebied kan een bijzondere kwaliteit bezitten wanneer het type voorkomt in een zeldzame vorm (sterk afwijkende soortensamenstelling of standplaats) of relatief veel zeldzame en/ of bedreigde soorten bevat.
Biodiversiteit
Soortenrijkdom.
Biogene structuur
Structuren die ontstaan door, en bestaan uit levende en afgestorven organismen. In dit geval heeft het begrip betrekking op mosselbanken in habitattype permanent overstroomde zandbanken (H1110).
Biogeografische regio
Ten behoeve van de uitvoering van de Habitatrichtlijn is Europa opgedeeld in 8 biogeografische regio's. Nederland ligt geheel in de Atlantische regio, met daarin alle (delen van) EU-lidstaten die invloed ondervinden van de Atlantische oceaan en aangrenzende zeeën, van Denemarken tot Spanje.
Biotische factoren
Factoren die behoren tot de levende natuur; flora en fauna.
Biotoop
De leefomgeving van een soort. Zie ook leefgebied.
Bovenregionale betekenis (van slaapplaats)
Slaapplaats met een functie voor vogels afkomstig uit een foerageergebied dat groter is dan de desbetreffende regio. Zie ook Regionale betekenis (van slaapplaats)í.
Broedgebied
Deel van een leefgebied dat een soort gebruikt om te broeden.
Broedvogels
Vogels die op bepaalde plaats en tijdstip aan het voortplantingsproces deelnemen blijkens de aanwezigheid van een territorium, nest met eieren of jongen of de aanwezigheid van niet-vliegvlugge jongen.
Brongerichte maatregel
Maatregel die wordt genomen ter uitvoering van dit programma en die tot doel heeft het probleem van de overbelasting van stikstofdepositie bij de bron aan te pakken door stikstof-emissie te reduceren.
Bronpopulatie
Een populatie van een soort die kan dienen als bron voor uitbreiding van de verspreiding van de soort in de omgeving.
Communautaire lijst
De officieel door de Europese Commissie vastgestelde lijst van gebieden die onder de Habitatrichtlijn zullen worden aangewezen. De lijst van gebieden in de Atlantische biogeografische regio, waartoe Nederland behoort, is voor het eerst in december 2004 gepubliceerd. De Europese lijst wordt tot op heden nog jaarlijks herzien.
Complementair doel
Een doelstelling voor een habitattype/soort in een gebied waarvoor het niet is aangemeld, maar waar het habitattype of de soort een dusdanige bijdrage levert of kan gaan leveren dat de landelijke doelstelling van het type kan worden gerealiseerd. Complementaire doelen zijn komen te vervallen, maar worden nog wel genoemd in bijlage B indien deze zijn opgenomen in op dat moment nog vigerende ontwerp-aanwijzingsbesluiten.
Contracten
Privaatrechtelijke afspraken tussen twee of meer partijen. Ook service level agreements vallen hieronder (SLA).
Convenanten
Overeenkomsten voor samenwerking op contractbasis tussen overheid en op het betreffende beleidsterrein werkzame maatschappelijke organisaties, ondernemingen, instellingen en hun koepelorganisaties.
Depositie
Neerslag of afzetting van luchtverontreinigende stoffen op bodem, water, planten, dieren of gebouwen. Het gaat in milieuverband om depositie van verzurende (bijvoorbeeld ammoniak) en vermestende stoffen. Gebeurt deze neerslag in droge vorm dan spreken we van droge depositie. Worden verzurende stoffen door de neerslag afgezet dan spreken we van natte depositie.
Depositieruimte
De totale hoeveelheid stikstofdepositie die in dit programma voor de groei van bestaande activiteiten en nieuwe economische ontwikkelingen beschikbaar is.
Doortrekgebied
Gebied dat een soort gebruikt, om van het ene leefgebied naar het andere te komen.
Doortrekker
Vogelsoort die alleen tijdens de voorjaar- en/of najaarstrek in ons land verblijft.
Draagkracht van het gebied
De draagkracht van het gebied geeft het aantal individuen van een soort weer dat het gebied kan handhaven, gebaseerd op de grootte en kwaliteit van het gebied en de verschillende habitatelementen die het voorkomen van de soort mogelijk maken.
Duurzame populatie
Een populatie van een soort die een uitsterfkans heeft van minder dan 1% in de komende 100 jaar.
Ecologische vereisten
De beschrijving van de ecologische omstandigheden waaronder de habitattypen en planten- en diersoorten van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn zich optimaal kunnen ontwikkelen. De uitwerking van ecologische vereisten vormt een onderdeel van de Natura 2000-profielen. De ecologische vereisten zijn richtinggevend voor de conditie van het abiotische milieu waarbij de verschillende soorten en habitattypen het best gedijen.
EHS (Ecologische Hoofdstructuur)
Zie Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Europese Commissie
Uitvoerend en controlerend orgaan (dagelijks bestuur) van de Europese Unie, dat ook het initiatief neemt voor Europese wetgeving (N.B.: de Raad van Ministers neemt de besluiten). De Commissie bestaat uit 27 leden (bijgestaan door een eigen ambtenarenapparaat) die worden geacht onafhankelijk van nationale overheden te functioneren.
Expert judgement
Inschatting van een deskundige op grond van zijn kennis en ervaring.
Fauna
De totaliteit van de diersoorten van een bepaald gebied.
Flora
De totaliteit van de plantensoorten van een bepaald gebied.
Foerageergebied
Deel van het leefgebied dat een soort gebruikt om voedsel te zoeken.
FRV
zie Gunstige referentiewaarde
Fysisch geografische regio (FGR)
Grootschalige landschappelijke indeling van Nederland, waarin regio's naar fysische en geografische kenmerken zijn ingedeeld. Voorbeelden zijn het rivierenlandschap, hogere zandgronden en duinen.
Gebiedendatabase
Database waarin voor alle Natura 2000-gebieden de begrenzingen en instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen.
Generieke maatregelen
Maatregelen die niet voor een specifiek gebied gelden maar algemeen van toepassing zijn.
GLG
Gemiddeld laagste grondwaterstand.
Grenswaarde
Waarde, vastgesteld op grond van artikel 2.9, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming, uitgedrukt in aantal molen per hectare per jaar of in een minimale afstandsgrens tussen een activiteit en een Natura 2000-gebied.
Gunstige jaren
Weersomstandigheden hebben bij een aantal soorten grote invloed op het aantal broedparen. Bij twee soorten fluctueren de aantallen dermate sterk als gevolg van weersomstandigheden dat een doelstelling op basis van het gemiddelde niet zinvol is. Het betreft de ijsvogel, waarvan de broedpopulatie in veel gebieden wordt weggevaagd in strenge winters en het porseleinhoen waarvan de populatie in veel gebieden zeer sterk afhangt van een gunstige waterstand in de zomermaanden. De onderkant van de fluctuatie zou vaak op 0 paren uitkomen. Er is gekozen voor een populatieniveau in gunstige jaren. Dit impliceert dat voldoende biotoop aanwezig moet zijn om voor het gestelde aantal paren als broedplek te kunnen dienen na milde winters (ijsvogel) of bij gunstige zomerwaterstanden (porseleinhoen).
Gunstige referentiewaarde (Favourable Reference Value - FRV)
Drempelwaarde voor de gunstige staat van instandhouding. Er zijn gunstige referentiewaarden voor verspreidingsgebied (Favourable Reference Range FRR), oppervlakte van habitattypen (Favourable Reference Area FRA) en populatie van soorten (Favourable Reference Population FRP). Deze aspecten kunnen alleen als gunstig beoordeeld worden als de actuele waarde hoger is dan de gunstige referentiewaarde.
Gunstige staat van instandhouding
zie Staat van instandhouding
Habitatrichtlijn (HR)
Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Pb L206, 22.7.92). Deze richtlijn, die niet op vogels betrekking heeft, is complementair aan de Vogelrichtlijn. De Habitatrichtlijn is in 1992 door de lidstaten vastgesteld en in 1994 in werking getreden. Door de inwerkingtreding is het beschermingsreime van artikel 6, lid 2-4, ook van toepassing op Vogelrichtlijngebieden.
Habitats
Verzamelnaam voor habitattypen (cf bijlage I van de Habitatrichtlijn) én leefgebieden van soorten.
Habitattoets
De Habitattoets is de naam voor verschillende procedures (toetsen) die met betrekking tot vergunningverlening onder de Wet natuurbescherming vallen; dit zijn de verslechteringstoets en de passende beoordeling. Als er een kans bestaat dat uw activiteit verslechtering en/of significante verstoring met zich meebrengt, bestaat vergunningplicht en dient de habitattoets te worden uitgevoerd. Neem contact op met het bevoegd gezag voor meer informatie.
Habitattype
Ecosysteemtype op het land of in het water met karakteristieke geografische, abiotische en biotische kenmerken, die zowel geheel natuurlijk als halfnatuurlijk kunnen zijn. Habitattypen waarvoor gebieden worden aangewezen zijn opgenomen in bijlage I van de Habitatrichtlijn. In het Natura 2000 profielendocument wordt expliciet aangegeven welke vegetatietypen en begroeiingen in Nederland wel of niet onderdeel uitmaken van een habitattype.
Herenakkoord
Vrijblijvende afspraken tussen twee of meer partijen. In zo'n akkoord kan worden geregeld hoe de verschillende partijen borgen dat de afspraken ook worden nageleefd, en wat er gebeurt als wordt geconstateerd dat de afspraken niet worden nageleefd. De "IJsselmeeraanpak" is een voorbeeld van zo'n akkoord.
Herstelmaatregel
Maatregel die wordt genomen ter uitvoering van dit programma, gericht op het bestendiger maken van de natuur tegen een overbelasting van stikstof.
Herstelstrategie
Beschrijving van de mogelijke herstelmaatregelen voor een voor stikstof gevoelige habitattype of leefgebied. Herstelstrategieën worden gebruikt in beheerplannen van Natura 2000 gebieden. Hierin worden de instandhoudingsdoelstellingen van habitattypen in een Natura 2000 gebied in kaart gebracht voor wat betreft stikstofdepositie. Wat is de huidige toestand en wat is de gewenste situatie? Waar liggen de knelpunten? In de herstelstrategie komen de maatregelen aan bod die benodigd zijn om de instandhoudingsdoelen te bereiken.
Hoogwatervluchtplaats
Plaats waar vogels die in intergetijdengebieden foerageren, zich bij hoogwater verzamelen om te "overtijen" (rusten/ slapen).
Instandhoudingsdoelstelling
Doelstellingen, opgenomen in een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 2.1 van de wet, ten aanzien van de instandhouding van de leefgebieden, vereist op grond van de Vogelrichtlijn of ten aanzien van de instandhouding van de natuurlijke habitats of populaties in het wild levende dier- en plantensoorten, vereist op grond van de Habitatrichtlijn. Instandhoudingsdoelstellingen voor elk van deze habitattypen en soorten geven aan of de instandhouding moet zijn gericht op louter behoud (handhaving van de huidige situatie) of dat ook herstel moet worden nagestreefd om habitattype of soort weer in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Herstel in geval van habitattypen kan zowel uitbreiding oppervlakte als verbetering kwaliteit betreffen. In het geval van een herstelopgave voor soorten kan het gaan om uitbreiding van de omvang van het leefgebied en verbetering van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van uitbreiding van de populatie.
Instandhoudingsmaatregelen
Het geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitattypen en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding.
Invloedsgebieden
Iedere activiteit heeft invloed op een omringend gebied. Dit omringende gebied heet dan het invloedsgebied met als centrum de activiteit. Denk bijvoorbeeld aan de draagwijdte van geluid.
Kerngebied
Gebied binnen het hoofdverspreidingsgebied van een soort of habitattype, waar zich een grote populatie van een soort of oppervlakte van een habitattype bevindt.
Kernopgave
Kernopgaven geven per Natura 2000-landschap de belangrijkste bijdrage en verbeteropgaven weer op basis van aangewezen habitattypen en soorten.
Kritische depositiewaarde (KDW)
De grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie.
Kwalificerende soort
Vogelsoorten, ook wel aangeduid als "selectiesoorten", waarvoor een gebied voldoet aan de selectiecriteria om als Vogelrichtlijngebied te worden aangewezen.
Kwaliteit
De structuurkenmerken en het functioneren van de ecosystemen die tot een habitattype worden gerekend. Structuurkenmerken omvatten bijvoorbeeld aspecten als vegetatiestructuur (verticale structuur) en afwisseling van hoge en lage begroeiingen en open plekken (horizontale structuur), terwijl het onderdeel functie omvat in hoeverre het ecosysteem goed functioneert, oftewel in hoeverre de abiotische en biotische condities dermate op orde zijn dat de verschillende karakteristieke soorten(groepen) in voldoende mate vertegenwoordigd zijn.
Landelijke minimum populatie
Hiermee wordt bij broedvogels gedoeld op het minimaal aantal noodzakelijke broedparen voor een duurzame landelijke populatie. Essentieel in het voortbestaan van de nationale populatie is het voorhanden zijn van voldoende sleutelpopulaties. Voor de meeste broedvogelsoorten wordt aangenomen dat een aantal van 20 sleutelpopulaties een goede garantie is voor een duurzame landelijke populatie. De landelijke minimumpopulatie wordt bepaald door het aantal gewenste sleutelpopulaties en het minimum aantal paren per sleutelpopulatie. In het doel op landelijk niveau zoal opgenomen in het Natura 2000-doelendocument is dit aangegeven.
Landschapsecologische systeemanalyse (LESA)
Een beschrijving van het ontstaan van een gebied, het functioneren van dit gebied en van de processen die bepalend zijn voor het voorkomen van planten en dieren in dit gebied. Dit inzicht vormt de basis voor de aanduiding van duurzame beheer- en/of inrichtingsmaatregelen.
Leefgebied
Een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft.
Lokale populatie
Een populatie van een vogelsoort binnen een Natura 2000-gebied die niet duurzaam is (oftewel geen sleutelpopulatie betreft), of waarvan onbekend is of het een duurzame populatie (dan wel sleutelpopulatie) betreft. Deze populatie is relatief geïsoleerd en vormt dan ook geen onderdeel van een regionale sleutelpopulatie.
Marien op zee
Het betreft de kustwateren, de Waddenzee en de gehele Noordzee. Voor Nederland worden de volgende habitattypen en soorten als marien beschouwd: 1110 permanent overstroomde zandbanken, 1140 slik- en zandplaten, 1170 riffen van open zee, bruinvis, gewone zeehond, grijze zeehond en zeekoet.
MER (Milieueffectrapport)
Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin een voorgenomen activiteit (landinrichting), de mogelijke alternatieven en de te verwachten gevolgen voor het milieu op een systematische wijze worden beschreven. Zie ook Milieueffectrapportage.
Metapopulatie
Netwerk van populaties van een soort die onderling in verbinding staan (en dus individuen en/of genen uitwisselen).
Midwintergetal
Gemiddeld aantal vogels (niet-broedvogels) in januari (soms ook aangeduid als januari-getal).
Milieueffectrapportage
Dit is een procedure vanuit de Wet milieubeheer waarmee het milieubelang een volwaardige plaats krijgt in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke gevolgen voor het milieu. In de Wet Milieubeheer-toets staat de activiteit centraal, terwijl in de Wet natuurbescherming toetsing de instandhoudingsdoelstellingen aan/van het Natura 2000-gebied centraal staan. Link naar MER-dossier op website van VROM.
Mitigerende maatregel
Maatregel die de negatieve gevolgen van een activiteit voor een Natura 2000-gebied beperkt of voorkomt.
Monitoring
Het door de tijd blijven volgen van het verloop van de waarde van een of meer grootheden volgens een vastgestelde werkwijze.
Natura 2000
Een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten die van belang zijn vanuit het perspectief van de Europese Unie als geheel, ingesteld door de Europese Unie. Op die gebieden is de Vogel- en/of Habitatrichtlijn van toepassing.
Natura 2000-beheerplan
In een Natura 2000-beheerplan wordt vastgelegd waar, op welke wijze en wanneer de doelen voor een gebied gehaald gaan worden (uitwerking van instandhoudingsdoelstellingen in ruimte, omvang en tijd). De maatregelen die daarvoor nodig zijn worden opgenomen in het beheerplan. Dat kunnen zowel maatregelen in het gebied zelf zijn als maatregelen erbuiten die noodzakelijk zijn om de habitattypen en leefgebieden van soorten in het gebied te behouden en te herstellen. Het Natura 2000-beheerplan is een plan op grond van artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming. Zie ook: Beheerplannen voor Natura 2000-gebieden | natura 2000
Natura 2000-gebiedendocumenten (2006)
De gebiedendocumenten bevatten voor elk Natura 2000-gebied de volgende onderdelen: kenschets, gebiedsbeschrijving, wijziging begrenzing, een opsomming van de habitattypen en de soorten waarvoor elk gebied is aangemeld, kernopgaven, instandhoudingsdoelstellingen, wijzigingen in de database (plus motivering) en synopsis (samenvatting doelen met informatie over relatieve bijdrage en staat van instandhouding op landelijk niveau). De gebiedendocumenten zijn de voorlopers van de aanwijzingsbesluiten.
Natura 2000-waarden
Habitattypen en (vogel)soorten waarvoor een Natura 2000-gebied wordt aangewezen en waarop de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied betrekking hebben.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Een samenhangend netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland die op deze manier met elkaar verbonden zijn.
Niet-broedvogels
Vogels die op een bepaalde plek en tijdstip niet aan het voortplantingsproces deelnemen. Dit betreft enerzijds alle vogels buiten het broedseizoen (o.a. doortrekkers, wintergasten, ruiende vogels), maar ook vogels in de broedperiode die niet aan het voortplantingsproces deelnemen (zoals nog niet-geslachtsrijpe vogels, reeds uitgevlogen jongen, overzomerende vogels.
Ontwerp beheerplan
Beheerplan dat helemaal gereed is om de inspraak in te gaan, inclusief de formele instemming van het betrokken bevoegde gezag.
Ontwikkelingsruimte
Stikstofdepositie die in het kader van het programma met betrekking tot een daarin opgenomen Natura 2000-gebied kan worden toegedeeld in of gereserveerd voor besluiten als bedoeld in het artikel 2.7, eerste lid van het Besluit natuurbescherming.
Opgroeigebied
Gebied waar een bepaalde soort gedurende een bepaalde levensfase verblijft en zich daar verder ontwikkelt.
Overtijer
Vogel die gebruikt maakt van een hoogwatervluchtplaats.
PAF (Prioritzed Action Framework)
PAF staat voor Prioritized Action Framework, ofwel Prioritair Actiekader in het Nederlands. Elke EU-lidstaat maakt een PAF. De rechtsgrondslag voor het PAF is artikel 8, lid 1, van de Habitatrichtlijn. Dat artikel vereist dat de lidstaten hun ramingen met betrekking tot de medefinanciering van de Europese Unie voor de ontwikkeling van het Natura 2000-netwerk aan de Europese Commissie kenbaar maken. De PAFs zijn daarmee strategische instrumenten voor meerjarige financiële planning, gericht op de maatregelen die nodig zijn voor realisatie van het EU-brede Natura 2000-netwerk en de bijbehorende groene infrastructuur. De PAF specificeert de financieringsbehoeften voor deze maatregelen en koppelt deze aan de overeenkomstige EU-financieringsprogramma's. Op Europees niveau dienen ze om in beeld te brengen hoeveel geld er gereserveerd moet worden voor deze fondsen. Het PAF voor Nederland voor de periode 2021-2027 is HIER te vinden.
PAS
Afkorting voor Programma Aanpak Stikstof. Deze aanpak is in 2009 gestart met het doel om de vastgelopen vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 vlot te trekken. De PAS werkt op twee fronten: 1) de effecten van stikstof op de natuur beperken door generieke maatregelen voor afname van de uitstoot van stikstof en beheermaatregelen voor herstel van bedreigde waarden en 2) binnen de mogelijkheden ontwikkelingsruimte zoeken voor (nieuwe) economische activiteiten.
Populatie (vogels)
Op gebiedsniveau heeft dit betrekking op alle vogels binnen de begrenzing van het betreffende Natura 2000-gebied. In de regio op alle vogels binnen het geheel van Natura 2000-gebieden in de aangegeven regio (dus niet de vogels in die regio die zich buiten het Natura 2000-netwerk bevinden). Landelijk op alle vogels in de SOVON-monitoringsgebieden (ruimer dan het Natura 2000-netwerk). En internationaal op de geschatte omvang van de biogeografische populaties, voor zover ze van Nederlandse grondgebied gebruik maken. Bij broedvogels heeft het aantal betrekking op het aantal paren (cq. aantal territoria). Voor de korhoen wordt hiervan om teltechnische redenen afgeweken (aantal hanen).
Prioritair (habitattype of soort)
Soorten of habitattypen van de Habitatrichtlijn die gevaar lopen te verdwijnen en waarvoor de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun totale verspreidingsgebied binnen de Europese Unie ligt. In de bijlagen I en II van de Habitatrichtlijn en in de aanwijzingsbesluiten zijn prioritaire habitattypen en soorten aangeduid met een sterretje (*).
Profielen
De gehanteerde definitie en afbakening van habitattypen is vastgelegd in zogenoemde Natura 2000-profielen, die voor alle habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en voor vogelsoorten zijn opgesteld. De profielen omvatten de volgende elementen: kenschets (beschrijving, relatief belang), ecologische vereisten, kwaliteit (typische soorten en kenmerken van goede structuur & functie), huidig voorkomen, beoordeling landelijke staat van instandhouding, bronnen.
Referentielijst
Lijst waarin voor elke lidstaat staat vermeld voor welke habitattypen van bijlage I en soorten van bijlage II van de Habitatrichtlijn de lidstaat een verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Deze lijst wordt in overleg tussen de Europese Commissie en de lidstaat vastgesteld. Voor de vogels wordt niet gewerkt met een referentielijst.
Regionale betekenis (van slaapplaats)
Slaapplaats met een functie voor een vogels uit een foerageergebied dat niet groter is dan de desbetreffende regio. Zie ook ëBovenregionale betekenis (van slaapplaats)í.
Relatief belang
De mate waarin Nederland een bijdrage kan leveren aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op het niveau van het Europese Natura 2000-netwerk. Het relatief belang wordt bepaald aan de hand van de ligging en de mate van voorkomen in vergelijking met het voorkomen in de Europese Unie (zie verder Natura 2000 doelendocument, paragraaf 3.1).
Relatieve bijdrage van een gebied
De bijdrage van een Natura 2000-gebied aan de landelijke instandhoudingsdoelstelling voor een habitattype of (vogel-)soort; deze is groot als een habitattype of soort relatief veel of relatief goed ontwikkeld in een gebied voorkomt.
SDF
Afkorting van Standard Data Form, in het Nederlands "Standaardgegevensformulier". Formulier met alle relevante informatie over de Natura 2000-gebieden dat dient als communicatiemiddel met de Europese Commissie. Zie ook Natura 2000-database.
Meer informatie over de landelijke en gebiedsrapportages staat in dit document: Informatie over habitattypen en soorten op nationaal niveau en gebiedsniveau (pdf)
Segment 1
Deel van de depositieruimte dat beschikbaar is voor prioritaire projecten.
Segment 2
Deel van de depositieruimte dat overblijft na aftrek van de depositieruimte voor autonome ontwikkelingen, de depositieruimte voor activiteiten onder grenswaarden en van de ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten.
Seizoensgemiddelde
Gemiddelde aantal in een gebied aanwezige niet-broedvogels berekend uit de twaalf maandelijkse tellingen uitgevoerd gedurende het watervogeljaar lopende van juli t/m juni in het daarop volgende jaar. Ontbrekende tellingen worden voor deze berekening eerst bijgeschat door SOVON/CBS. In de doelen wordt met ìmaandgemiddeldenî bedoeld de trendwaarde die voor het tijdstip van beoordeling door de jaarlijkse maandgemiddelden wordt berekend.
Seizoensmaximum
Gemiddelde van het hoogst beschikbare aantal (vogels) per seizoen (juni t/m juli van het volgend jaar) over een reeks van achtereenvolgende jaren.
Selecterende soort
Vogelsoorten, ook wel aangeduid als "kwalificerende soorten", waarvoor een gebied voldoet aan de selectiecriteria om als Vogelrichtlijngebied te worden aangewezen.
Sense of urgency
Een "sense of urgency" is toegekend aan kernopgaven als binnen nu en 10 jaar mogelijk een onherstelbare situatie ontstaat. De inschatting is gemaakt dat een kernopgave, en de daaronder liggende verplichting om minimaal de huidige waarden in stand te houden, dan niet meer realiseerbaar zijn. Kernopgaven met een "sense of urgency" moeten middels (beheer)maatregelen binnen tien jaar op orde zijn gebracht.
Slaapplaats
Locatie waar vogels rusten (sommige soorten doen dat in grote groepen bijeen zoals ganzen).
Sleutelpopulatie
Bij broedvogels wordt de betekenis van een gebied mede bepaald door de omvang van de aanwezige broedpopulatie. Ligt de omvang van de populatie in een bepaald gebied boven een zekere kritisch aantal dan wordt gesproken van een sleutelpopulatie, dat wil zeggen: een populatie waarvan de kans op uitsterven in de eerstkomende 100 jaren, bij gelijkblijvende habitatkwaliteit en hoeveelheid habitat, minder dan 5 % wordt geacht. Daarbij dient de populatie wel onderdeel uit te maken van de landelijke metapopulatie, waardoor een geringe uitwisseling met andere sleutelpopulaties optreedt. De gewenste minimum omvang van een sleutelpopulatie is vooral afhankelijk van de levensduur van de vogels. Bij lang levende vogels (jaarlijkse sterfte 25-35%) bedraagt deze meer dan 20 paren (bijvoorbeeld: roerdomp), bij middellang levende soorten (jaarlijkse sterfte 35-45%) meer dan 40 paren (bijvoorbeeld: grote karekiet) en bij kort levende vogels (jaarlijkse sterfte 45-55%) meer dan 100 paren (bijvoorbeeld rietzanger).
Speciale beschermingszone
Onder Vogel- of Habitatrichtlijn beschermd gebied dat door de lidstaten als zodanig is aangewezen. Tegenwoordig worden deze beschermde gebieden aangeduid als Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied. Een Habitatrichtlijngebied dat nog niet is aangewezen maar wel is aangemeld bij de Europese Commissie en is opgenomen in de communautaire lijst (zie aldaar) wordt aangeduid als ìgebied van communautair belangî.
Staat van instandhouding
Habitattypen: De som van de invloeden die op het betrokken habitattype en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van dat habitattype of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in Nederland.
Soorten: De som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort in Nederland.De beoordeling van de staat van instandhouding van een habitattype of soort, vindt plaats op basis van aspecten (1) verspreidingsgebied; (2) hoeveelheid (aantallen of oppervlakte); (3) oppervlakte en kwaliteit leefgebied van een soort of kwaliteit van een habitattype; en (4) de vooruitzichten voor het duurzaam voortbestaan. De huidige landelijke staat van instandhouding van een soort of habitattype is mede bepalend voor de instandhoudingsdoelstellingen. Dit begrip wordt alleen gebruikt op landelijke schaal (of hoger). Voor de landelijke staat van instandhouding tellen voorkomens van habitattypen en soorten binnen én buiten Natura 2000-gebieden mee. De wettelijke basis voor het nemen van maatregelen buiten Natura 2000-gebieden wordt uitgelegd in dit document: Wettelijke basis voor beschermingsmaatregelen buiten het Natura 2000-netwerk
Stikstofgevoelig
Stikstofgevoelige natuur is natuur waarvoor een kritische depositie waarde (KDW) is bepaald (Van Dobben et al. 2002). Dit betreft bepaalde habitattypen en leefgebieden voor de (vogel-)soorten waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Als de KDW lager is dan 34 kg N/ha/j of 2400 mol/ha/j, is er sprake van stikstofgevoeligheid.
Subsidieregeling Natuurbeheer
Terreinbeheerders krijgen vergoedingen op basis van een vastgestelde subsidieverordening, waarbij per type beheer de resultaten centraal staan. Zie verder portaal BIJ12
Subtype
In een aantal gevallen zijn habitattypen onderverdeeld in zogenaamde subtypen omdat het habitattype een grote ecologische variatie aan ecosystemen omvat, dit wil zeggen verschillende subtypen met een sterk afwijkende soortensamenstelling en/of structuur en functie Èn/of verschillen met betrekking tot de ecologische vereisten. In de meeste gevallen komt deze ecologische variatie tot uiting in verschillende plantensociologische verbonden waartoe de begroeiingen van de subtypen worden gerekend. Als een habitattype in subtypen is verdeeld, worden de doelen zowel op landelijk en op gebiedsniveau op het niveau van subtypen geformuleerd. Met dien verstande dat als alle subtypen in een concreet gebied voorkomen en ervoor de subtypen geen onderscheid is m.b.t. de inhoud van de doelen dit niet expliciet wordt aangegeven in het doel.
Successiestadium
Een successiestadium heeft betrekking op een levensgemeenschap dat door natuurlijke processen ofwel ìsuccessieî overgaat in een andere levensgemeenschap.
Terrestrisch
Op het land: ter onderscheid van de zee (zie ook: Marien). Grote wateren, zoals de delta en het IJsselmeer worden ook als terrestrisch beschouwd.
Toestemmingsbesluiten/vergunningen
Op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming moet getoetst worden of activiteiten significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, afzonderlijk of in combinatie met andere andere activiteiten. In deze gevallen is een vergunning nodig, waarvoor meestal de provincie het bevoegd gezag is.
Trekvis
Een trekvis is een vissoort die zowel zoet- als zoutwater nodig heeft om zijn levenscyclus te voltooien, veelal leven ze in zee en migreren ze naar zoetwater om te paaien. Voor Natura 2000 gaat het om de volgende soorten: zeeprik, rivierprik, elft, fint, zalm. Met dien verstande dat de zalm niet meetelt voor de gebieden Voordelta en Noordzeekustzone.
Trekvogel
De gehele populatie of een geografisch afzonderlijk deel van de populatie van een soort of ondersoort, waarvan een significant deel volgens een cyclisch patroon en voorspelbaar een of meer nationale grenzen passeert.
Trendanalyse
Statistische analyse van een reeks van telgegevens.
Typische soort
Het beoordelen van de staat van instandhouding van een habitattype op nationaal niveau vindt plaats aan de hand van vijf aspecten, waarvan "typische soorten" er een is. Typische soorten zijn een goede indicator voor de gunstige staat van instandhouding van het habitattypen en kunnen niet-destructief en goedkoop gemeten worden. De typische soorten zijn dus geen soorten die (in tegenstelling tot de soorten van bijlage II en IV van de HR) om zichzelf beschermd worden.
Vastgesteld beheerplan
Het beheerplan zoals dat (na de inspraakprocedure) is vastgesteld door het bevoegde gezag. Een eventueel daarna ingesteld beroep bij de Raad van State valt hier dus buiten.
Verantwoordingsdocument
Document uitgebracht bij de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden (2003) waarin de methodiek van de gebiedenselectie is beschreven. Dit document is opgenomen bij de achtergronddocumenten van de terinzagelegging.
Verspreidingsgebied
Areaal van een (vogel-)soort of habitattype (de oppervlakte waarin alle locaties waarin een soort of habitattype voorkomt liggen).
Verstoring
Storen van dieren door lawaai, betreding, licht e.d.
Verzuringsgevoelig
Het gegeven dat een grondsoort door de neerslag van verzurende stoffen (zoals stikstofoxiden, zwaveloxiden en ammoniak) sterk gaat verzuren dan wel dat er door de neerslag van deze zuren giftige stoffen uit de bodem vrijkomen. Daarnaast zijn er vegetaties die gevoelig zijn voor de bemesting met stikstof vanuit de lucht.
Vogelrichtlijn (VR)
De Vogelrichtlijn is een EU-richtlijn (EU-Richtlijn 2009/147/EG PbEU 2010, L20) die tot doel heeft om alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de Europese Unie te beschermen, inclusief en in het bijzonder de leefgebieden van kwetsbare en bedreigde soorten. Deze richtlijn, die in 1979 door de lidstaten is vastgesteld en in 1981 in werking is getreden, is oorspronkelijk gepubliceerd als 79/409/EEG (PbEG L103). De in 2009 vastgestelde versie betreft een geconsolideerde versie, inclusief wijzigingen die sindsdien op de Richtlijn van toepassing zijn. Met uitzondering van de bijlagen en verwijzingen is de tekst van de Richtlijn inhoudelijk niet gewijzigd.
Voortouwnemer
De voortouwnemer is het bevoegd gezag dat over het algemeen de grootste eigenaar in het Natura 2000-gebied vertegenwoordigt. De voortouwnemer is verantwoordelijk voor het hele proces om tot een beheerplan te komen en is hèt aanspreekpunt voor het beheerplan voor de buitenwereld. In de grote wateren is dat IenM, in de rest van de gebieden de provincie (met het grootste aandeel).
Wintergast
Vogelsoort die alleen in de winter in ons land verblijft.
Zomergast
Vogelsoort die alleen in de zomer in ons land verblijft.