Solleveld & Kapittelduinen

Gebiedsnummer
99
GebiedsnaamSolleveld & Kapittelduinen
Status
Habitatrichtlijn
Overbelasting stikstof
Ja
Gemeente
's-Gravenhage, Rotterdam, Westland
Provincie
Zuid-Holland
Voortouwnemer
provincie Zuid-Holland
Sitecode HR
NL1000016
Totale oppervlakte in hectare
827
Oppervlakte HR in hectare
827

Kenschets

Dit Natura 2000-gebied omvat het duingebied tussen Den Haag en Hoek van Holland. Het noordelijke deel, Solleveld, wijkt af van de meeste andere duingebieden doordat het voor het overgrote deel bestaat uit oude duinen. Bijzonder in deze ontkalkte duinen zijn de duingraslanden, de door de wind geschoren eikenstrubben en enkele heideterreintjes. Het zuidelijke deel, Kapittelduinen, bestaat voor het merendeel uit zeer jonge, door de mens opgeworpen duinen. Buiten de zeereep is dit gebied grotendeels met struweel en bos dichtgegroeid. Tussen beide deelgebieden ligt De Banken, een restant van een strandvlakte, dat is ingeklemd tussen zeereep en een slaperdijk.

Landschap

Het smelten van de ijskappen na de laatste ijstijd leidde in onze contreien, zoals in de inleiding van het hoofdlandschap Duinen al is aangegeven, tot een fikse zeespiegelstijging. Vanaf omstreeks 3000 voor Chr. nam deze stijging af en ontstond een wat stabielere kustlijn, die zich in de daarop volgende drie millennia geleidelijk uitbreidde in westelijke richting, door de vorming van langgerekte, evenwijdig aan de kustlijn gelegen strandwallen met daar tussen lager gelegen strandvlakten waarop zich veen vormde. In de omgeving van Den Haag zijn drie parallelle strandwallen gevormd. Solleveld ligt op de middelste van deze wallen, die noordwaarts via Loosduinen, de oude kern van Den Haag en het Haagse Bos tot aan Wassenaar loopt. Terwijl de strandwal bij Wassenaar een vijftal kilometer landinwaarts ligt, bevindt deze zich bij Solleveld, als gevolg van kusterosie, op slechts enkele honderden meters achter de zeereep. Nog zuidelijker is de strandwal geheel weggeslagen door de hier uitmondende rivieren. De strandwallen vormen de zogenaamde oude duinen, die na het begin van onze jaartelling vrijwel overal zijn overstoven door jonge duinen. Op de restanten van de strand wallen zijn in de 18de en 19de eeuw op veel plaatsen landgoederen aangelegd, maar Solleveld vormt een uitzondering. Hier is het Middeleeuwse, open duinlandschap grotendeels intact gebleven. Het gebied is lange tijd landbouwkundig gebruikt, waardoor een relatief vlak middenduin is ontstaan met allerlei sporen van agrarisch beheer, zoals eikenwalletjes en vierkante patronen van akkertjes. De agrarische sporen en de naam (een sol is een gat met zoet water dat geschikt was als drinkplek voor vee) duiden erop dat het gebied ooit natter is geweest. De lage delen waren zo nat dat de eiken op walletjes moesten groeien. Dit was in een periode dat het duin nog veel breder was en daardoor een veel groter waterlichaam herbergde, terwijl de achterliggende polder veel minder diep ontwaterd was. In 1887 werd in het duingebied begonnen met de winning van drinkwater. Het gebied verdroogde hierdoor zodanig, dat het niet meer interessant was voor landbouw. De naam van het gebied verwijst naar de boerderij Zolle Velt, maar deze boerderij is eind 19de eeuw verlaten. Alleen aan de binnenduinrand zijn op enkele plaatsen bossen aangelegd, zoals het Hyacintenbos en op de landgoederen Van Leydenhof, Ockenrode, Ockenburgh en Dorestad. Aan de westkant van het gebied is nog een smalle reep kalkrijk duinlandschap aanwezig, die naar het noorden toe iets breder wordt. Het grootste deel van dit kalkrijke duin is echter in de jaren 1980 verdwenen door de aanleg van een tweede zeereep achter de eerste, waarmee deze 'zwakke schakel' in de kustverdediging veiliger werd.

Verder naar het zuiden, voorbij Ter Heijde, bestaat de uiterst smalle duinstrook alleen nog uit de oude en de nieuwe (tweede) zeereep. Het zand van de tweede zeereep is opgediept uit de Maasgeul en daardoor grof en vermengd met een groot aandeel schelpen. Het heeft een andere samenstelling dan een natuurlijke, door de wind gevormde zeereep, wat tot uiting komt in de schaarse begroeiing op deze duinenrij. Tegenwoordig bestaat de kust verdediging hier uit het suppleren van zand op de vooroever (onder water). Juist de fijnere delen van het zand bereiken dan de kust, waardoor de oude zeereep aangroeit en op het strand zelfs enkele primaire duintjes zijn ontstaan. Ter hoogte van 's-Gravenzande ligt De Banken. Deze afgesnoerde vallei bestaat uit grasland dat jarenlang in agrarisch gebruik is geweest. Door herstelmaatregelen (onder meer plaggen) wordt geprobeerd de natuurwaarde van dit gedeelte te verhogen.

Nog zuidelijker beginnen de Kapittelduinen. Deze zijn ontstaan aan het begin van de jaren 1970 door het opspuiten van een enorme hoeveelheid zand op het voormalige strand van het Vinetaduin. Deze werkzaamheden waren nodig omdat een nieuwe havenmonding werd aangelegd en ook om verdere kustafslag bij Hoek van Holland te voorkomen. De oude zeereep is hierbij verhard, waardoor de jonge zeereep relatief vrij kan stuiven. Tussen de oude en nieuwe zeereep werd een strandvlakte afgesloten, de Vandixhoorndriehoek.

Bij Hoek van Holland buigt het Natura 2000-gebied landinwaarts, waarbij nog een aantal bosgebiedjes binnen de begrenzing vallen, waaronder het Staelduinse Bos. Dit bos ligt op een haakvormige duinenrij, die hier in de monding van de Maas is ontstaan, na de aanleg van de eerste Maas dijken in de Late Middeleeuwen.

Natuurwaarden

Het landelijk meest zeldzame habitattype in Solleveld zijn de in het noordoostelijke deel, op de strandwal gelegen heideterreintjes waarin Struikhei (Calluna vulgaris) domineert (H2150). Het betreft een vrij soortenarme heide die van de binnenlandse Struikheibegroeiingen verschilt door typische duinplanten als Zandzegge (Carex arenaria), Duinriet (Calamagrostis epigejos) en Gewone veldbies (Luzula campestris). De ondergroei bestaat goeddeels uit algemene korstmossen. De heide is lange tijd open gehouden door grazende konijnen, maar ook hier is - relatief laat - de VHSziekte toegeslagen en werd de konijnenpopulatie gedecimeerd. Op dit moment wordt de heide begraasd met schapen; desondanks is vergrassing opgetreden. Daarentegen is op een voormalige akker dit habitattype spontaan tot ontwikkeling gekomen. De huidige veldjes zijn restanten van veel grotere stukken heide, zoals die tot circa 1900 in de omgeving van Den Haag op de oude strandwal voorkwamen.

Het aangrenzende, licht golvende, oudagrarische deel van Solleveld was tot voor 15 jaar sterk vergrast als gevolg van verdroging en infiltratie met voedselrijk oppervlaktewater (voor de waterwinning), helmaanplant en atmosferische depositie. De in 1993 ingevoerde begrazing met fjordepaarden en - later - galloways pakt goed uit: er is een korte grasmat ontstaan waarin allerlei kruiden weer een kans krijgen. Een zeldzame soort in dit grasland van het verbond Galio-Koelerion (H2130) is Glad biggenkruid (Hypochaeris glabra). Soorten als Klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus) en Vroege haver (Aira praecox) zijn sterk toegenomen, sinds de begroeiing opener en korter is geworden. Een andere opmerkelijke soort in het duingrasland is Heidespurrie (Spergula morisonii), die in de kustduinen zeldzaam is. Verder landinwaarts komen op nog sterker ontkalkte bodems korstmosrijke begroeiingen voor van het Violo-Corynephoretum.

De scherpe overgang naar het jonge, kalkrijke duin wordt gevormd door restanten van paraboolduinen. In de graslanden (eveneens H2130) treden soorten van kalkrijkere bodem op, zoals Kleine ruit (Thalictrum minus) en de door begrazing teruggekeerde Grote tijm (Thymus pulegioides). Ook Wilde liguster (Ligustrum vulgare) markeert de overgang naar het kalkrijkere duin. Een flink deel van dit kalkrijke duin wordt ingenomen door Duindoornstruweel (H2160). De zeereep, onderdeel van het habitattype Witte duinen, herbergt veel Blauwe zeedistel (Eryngium maritimum) en hier en daar Zeekool (Crambe maritima). Ook diersoorten van het open duinlandschap voelen zich hier thuis, waaronder Zandhagedis, Roodborsttapuit en Veldleeuwerik. De Boomleeuwerik is schaars. Op plaatsen waar duinstruweel de boventoon voert, broeden struweelvogels als Sprinkhaanzanger, Braamsluiper, Grasmus en Nachtegaal. De broedvogelbevolking van waterpartijen en moerasvegetatie is goed vertegenwoordigd bij de inlaatkanalen voor drinkwater. Hieronder bevindt zich de zeldzame Cetti's zanger.

De Kapittelduinen geven een totaal ander landschapsbeeld te zien. Ze bestaan voornamelijk uit Duindoornstruweel, dat op veel planten vermengd is met struiken die hier na de aanleg zijn aangeplant. De afgesnoerde strandvlakte ontwikkelde zich na de aanleg tot een kalkrijke duinvallei die vol stond met Parnassia (Parnassia palustris), maar doordat lange tijd geen actief beheer is gevoerd is deze kalkrijke duinvallei vrijwel helemaal dichtgegroeid met Grauwe wilg (Salix cinerea) en - op drogere plekken - Duindoorn (Hippophae rhamnoides). De eerste boompjes Zwarte els (Alnus glutinosa) duiden op een verdere ontwikkeling naar duinbos. Alleen een klein gedeelte in de Vandixhoorndriehoek is op tijd in maaibeheer genomen en herbergt nu nog een soortenrijke duinvalleibegroeiing (H2190). Naast Parnassia groeien hier onder meer Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata) en Geelhartje (Linum catharticum), maar de aantallen zijn dramatisch afgenomen.

De bossen van Solleveld en de aangrenzende landgoederen betreffen vrijwel alle droge eikenbossen. Ze herbergen een aardige stinzenflora met onder meer veel Wilde hyacint (Hyacinthoides nonscripta) en zijn rijk aan broedvogels. De plaatselijk zeer oude (100 tot 200 jaar) eiken worden in de richting van de zee steeds lager, als gevolg van de schering door de zeewind, waarbij ze uiteindelijk een soort eikenstruweel vormen. Aan de zuidkant van het Natura 2000-gebied gaat het veelal om wat vochtigere bossen, ook hier met veel stinzenflora. Groene en Grote bonte specht worden hier geregeld gehoord, evenals de Kleine bonte specht. Ook roofvogels zijn volop te vinden, waaronder Havik, Boomvalk en Bosuil. Ook voor twee exotische vogelsoorten speelt dit Natura 2000 gebied een opmerkelijke rol. Zo vond er op landgoed Ockenburg in 1968 het eerste Nederlandse broedgeval van de Halsbandparkiet plaats. Van deze van oorsprong uit India afkomstige papegaaiensoort broeden nu jaarlijks zo'n tien paren. De tweede exoot is de Huiskraai, van oorsprong uit dezelfde regio afkomstig, maar mogelijk met schepen mee gekomen naar Hoek van Holland. Dit fenomeen is ook in andere grote havensteden, vooral in Afrika, opgetreden. Na de eerste waarneming in 1994 kon een eerste broedgeval in 1998 worden aangetoond. Tegenwoordig broeden ze vermoedelijk jaarlijks in de bossen tussen Hoek van Holland en de zeereep.

Literatuur

Boosten 1998; van der Hagen 1998, 2002; van der Bent et al 2002; Toetenel 2008.

In het landschap van Solleveld is het paraboolduin te herkennen aan het geel bloeiende Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) en struikjes Wilde liguster (Ligustrum vulgare). Op de achtergrond liggen de oude duinen met geschoren eikenbosjes.
In het Staelduinse Bos bevinden zich een aantal bunkers waar geregeld meer dan honderd vleermuizen verblijven. De talrijkste soort is de Watervleermuis, maar daarnaast overwinteren hier ook Grootoorvleermuis, Baardvleermuis en af en toe een Dwergvleermuis en (de hier afgebeelde) Meervleermuis. Het bunkercomplex is om die reden bestempeld tot vleermuisreservaat.
Terug naar boven