Grote gat

Groote Gat

Gebiedsnummer
124
GebiedsnaamGroote Gat
Status
Habitatrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Sluis
Provincie
Zeeland
Voortouwnemer
provincie Zeeland
Sitecode HR
NL2003019
Totale oppervlakte in hectare
70
Oppervlakte HR in hectare
70

Kenschets

Het Groote Gat is een voormalige kreek met omliggende graslanden in het westen van Zeeuws-Vlaanderen, direct ten zuiden van de bebouwde kom van Oostburg. Het gebied herbergt momenteel de grootste vindplaats van Kruipend moerasscherm (Apium repens) in Nederland.

Landschap

Lange tijd, tot na de Middeleeuwen, bestond het landschap van westelijk Zeeuws-Vlaanderen uit een uitgebreid stelsel van kreken en geulen. De grootste hiervan waren het Zwin, aan de westkant, en de Braakman, aan de oostkant. De kreken fungeerden als belangrijke handelsroutes voor onder meer Brugge, maar ook voor kleinere handelssteden als Oostburg. Omdat het Zwin geleidelijk aan verzandde, werd in de 16de eeuw aan de zuidkant van het eiland van Cadzand een verbinding vanuit het Zwin, via Oostburg naar de Westerschelde gegraven: de Brugse Vaart. Vanaf circa 1650, na de Tachtigjarige Oorlog, werden diverse polders ten zuiden van Oostburg ingedijkt. Hierbij werd de Brugse Vaart afgesloten en later, door de aanleg van de Groote Dam bij Oostburg, in tweeën gedeeld. In het westelijke deel van het gebied (de Nieuweveldpolder) herinnert alleen nog het inmiddels verzande Groote Gat aan deze Brugse Vaart. Het thans brakke terrein wordt met koeien begraasd. In het voorjaar zorgen ook ganzen voor begrazing. Het gebied kent momenteel een wisselend en onnatuurlijk waterpeil, met naar verhouding lage waterstanden in de winter. Ook het zoutgehalte fluctueert gedurende het jaar sterk: in de zomer stijgt zout water uit de ondergrond op tot in de kreek, terwijl het gebied in de winter nagenoeg zoet is.

Natuurwaarden

De voormalige kreek wordt omgeven door een zilte, kleiige oever met een begroeiing met onder andere Gewoon kweldergras (Puccinellia maritima), Melkkruid (Glaux maritima) en Zilte rus (Juncus gerardii). Het betreft hier een kleine oppervlakte met het habitattype Atlantische schorren (H1330). Op de hogere, zoetere gedeelten wordt een lage, eveneens grazige vegetatie aangetroffen van het Zilverschoonverbond (Lolio-Potentillion anserinae) met duizenden exemplaren van Kruipend moerasscherm. De soort groeit hier samen met onder andere Moeraszoutgras (Triglochin palustris), Knikkende vossestaart (Alopecurus geniculatis), Stomp vlotgras (Glyceria notata), Valse voszegge (Carex otrubae), Zomprus (Juncus articulatus), Zilverschoon (Potentilla anserina) en Behaarde boterbloem (Ranunculus sardous). Net als op de meeste andere groeiplaatsen in Zeeuws-Vlaanderen zijn het hier de koeien die de graszode stuktrappen en zo een geschikte groeiplaats voor de soort in stand houden. Plantensociologisch zijn deze gemeenschappen te rekenen tot de Associatie van Moeraszoutgras en Fioringras (Triglochino-Agrostietum stoloniferae), waarvan Kruipend moerasscherm een kensoort is. Begraasde plekken langs oude kreken behoren tot de meest natuurlijke standplaatsen van deze associatie, die in ons land vooral in het veenweidegebied wordt aangetroffen. Het Groote Gat herbergt tevens een brakke strooiselruigte met de grootste groeiplaats van Heemst (Althaea officinalis) in Zeeuws-Vlaanderen. Riet (Phragmites australis) is de belangrijkste begeleider in de hoog opschietende vegetatie, waarin verder triviale ruigteplanten als Grote brandnetel (Urtica dioica), Akkerdistel (Cirsium arvense), Gewone smeerwortel (Symphytum officinale), Haagwinde (Convolvulus sepium) en - weinig - Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) voorkomen. Om te verhinderen dat de plek door het vee wordt stukgelopen, is deze uitgerasterd. De begroeiing maakt deel uit van het habitattype Voedselrijke zoomvormende ruigten (H6430).

Kruipend moerasscherm is ook op enkele locaties in de directe omgeving van het Groote Gat aangetroffen. Dit betreft de terreinen De Plate en de Sint Kruiskreek ten zuiden van Oostburg, die in particulier bezit zijn en als weidegrond worden beheerd. Deze populaties zijn aanzienlijk kleiner dan bij het Groote Gat.

De rietvelden in het Groote Gat bieden van oudsher een belangrijk broedgebied aan moerasvogels. Woudaap en Grote karekiet zijn inmiddels verdwenen, maar schaarse soorten als de Bruine kiekendief, Waterral, Blauwborst en Baardman broeden er nog jaarlijks. Soms worden ook Roerdomp en Porseleinhoen aangetroffen. Toen in de jaren zeventig van de vorige eeuw de Grauwe gans ons land opnieuw begonnen te bevolken, was het Groote Gat een van de eerste bolwerken. De vogels waren vermoedelijk afkomstig van een herintroductieproject in het Zwin, net over de Belgische grens, waar in 1955 grauwe ganzen waren losgelaten. Gezien de aanzienlijke schade die de ganzen kunnen aanrichten op het bouwland in de omgeving worden de aantallen door bestrijding klein gehouden. In de weilanden langs de kreek broeden veel weidevogels, waaronder Slobeend, Tureluur en Grutto, en ook de Kluut en de Bergeend zijn er te vinden. In de trektijd zijn veel steltlopers te zien en in de winter zijn foeragerende ganzen en eenden aanwezig.

Literatuur

Maas 1999; van Haperen et al. 1999; Provincie Zeeland 2000; Ronse et al. 2007.

Het Groote Gat is een restant van de Brugse Vaart, een verbinding die kort na de Middeleeuwen werd gegraven om scheepvaart van het Zwin (waarvan de monding te zeer was verzand) naar de Westerschelde mogelijk te maken.
Terug naar boven