Abtskolk & De Putten

Gebiedsnummer
162
GebiedsnaamAbtskolk & De Putten
Status
Vogelrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Bergen (NH), Schagen
Provincie
Noord-Holland
Voortouwnemer
provincie Noord-Holland
Sitecode VR
NL2009162
Totale oppervlakte in hectare
500
Oppervlakte VR in hectare
500

Kenschets

Abtskolk en De Putten is de naam voor het plassen- en weilandengebied dat ligt achter Nederlands grootste kust verdediging, de Hondsbossche Zeewering. Het is een onderdeel van een oude, uitgestrekte Noord-Hollandse droogmakerij. De Abtskolk en De Putten zelf zijn de namen van twee wateren in dit gebied, die zijn ontstaan door kleiwinning voor de bouw van de Hondsbossche Zeewering. Het gebied is vooral van belang als pleisterplaats voor de zeldzame Dwerggans. In De Putten verraden zowel plantenwereld als vogelwereld de sterke invloed van de zee, met zoutminnende vegetatie, een flinke meeuwen- en sternenkolonie en veel overtijende vogels die langs de kust foerageren. Het gebied is ook rijk aan weidevogels en doortrekkende ganzen.

De Janvan-Gent is een grote zeevogel uit de familie van de pelikaanachtigen. Doorgaans verblijven de vogels op open zee, waar ze - net als bijvoorbeeld de Noordse stormvogel - vaak schepen volgen en dan gemakkelijk gezien worden.

Landschap

Het Natura 2000-gebied Abtskolk en De Putten omvat de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder en een deel van de Zijpe- en Hazepolder, die direct achter de Hondsbossche Zeewering liggen, tussen Camperduin en Petten. De Zijpeen Hazepolder is een droogmakerij uit het eind van de 16de eeuw. De polder is in compartimenten verdeeld vanwege hoogteverschillen tussen de diverse delen van het drooggevallen land. Elk compartiment werd met een letter van het alfabet aangeduid en had voor bemaling zijn eigen windmolen. Binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied liggen de polder Q en polder L. De Vereenigde Harger- en Pettemerpolder is enkele tientallen jaren later drooggelegd. De opening in de duinenrij tussen Petten en Camperduin werd al aan het eind van de 16de eeuw gedicht, maar in zijn huidige vorm kwam de Hondsbossche Zeewering pas in 1870 gereed. De Putten is in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstaan bij kleiwinning ten behoeve van het herstel van de dijkbekleding. In de begin van de jaren 1990 zijn in deze plas diverse schelpeneilandjes aangelegd, die van belang zijn als broedgelegenheid voor kustbroedvogels. De Abtskolk is eveneens als gevolg van kleiwinning ontstaan, in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het gebied bestaat, buiten de plassen, vaarten en sloten, overwegend uit grasland. De polders Q en L hebben een rechtlijnige verkaveling, terwijl het slotenpatroon in de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder een onregelmatig karakter heeft.

Een van de meest kenmerkende eigenschappen van het Natura 2000-gebied is de aanwezigheid van zoute kwel via de Hondsbossche Zeewering en van zoete kwel uit het duingebied dat grenst aan de zuidrand van de polder. Hierdoor ontstaan zoetzoutgradiënten, die nadrukkelijk hun stempel drukken op de vegetatie in het polderland. Dicht bij de zeewering bedraagt het chloridegehalte gemiddeld 3.000 mg/l. De plas De Putten is zouter: gemiddeld 6.000 mg/l. In de polder varieert het zoutgehalte tussen 1.000 mg/l en 500 mg/l (in de zuidelijke delen). In 1997 is een doorlaat in de Schoorlse duinen aangelegd, zodat zout zeewater weer het gebied in kan stromen. Zo wordt getracht de zoutminnende flora, die langs de Hollandse vastelandskust uiterst zeldzaam is, een extra stimulans te geven.

Discussie is gaande hoe toekomstige natuurontwikkeling in het gebied er uit zou moeten zien. Indien de voor de toekomst voorspelde zeespiegelstijging zich voordoet, voldoet de Hondsbossche Zeewering niet meer aan de veiligheidseisen. Verhoging van de zeewering zou tot vernietiging van een groot deel van het Natura 2000-gebied leiden. Voor de natuurwaarden is daarom een tweetal andere strategieën ontwikkeld. Een eerste scenario gaat uit van een overslagdijk en een achterliggende slaperdijk. Hierbij wordt de primaire waterkering in stand gehouden en wellicht iets verlaagd. Onder extreme omstandigheden wordt dan overslag van zout water geaccepteerd, aangezien dit gunstig is voor de zoute milieus. Een tweede scenario betreft de ontwikkeling van de Harger Slufter. In dit geval wordt de primaire waterkering landinwaarts verplaatst naar de slaperdijk. De Hondsbossche Zeewering blijft grotendeels gehandhaafd om de golfwerking op de binnendijken te dempen en zou plaatselijk kunnen worden verlaagd om de zee toegang te geven tot een nieuw te ontwikkelen, buitendijks gebied. Het gebied tussen de twee dijken zou kunnen worden ontwikkeld tot een laagliggend natuurgebied doorsneden met geultjes en kreekjes. In het sterk verlaagde zuidelijke deel van de Hondsbossche Zeewering kan een opening worden aangebracht, waardoor tijdens elke hoog water zeewater de slufter zou kunnen binnenlopen. Verwacht wordt dat bij dit scenario een grote variatie aan bijzondere natuurwaarden kan ontstaan.

Het polderland van De Putten bestaat uit laag gelegen, beweide graslanden en brakke sloten. De sloten worden plaatselijk omzoomd door Zeebies (Bolboschoenus maritimus). Op de achtergrond is de Hondsbossche Zeewering zichtbaar.

Natuurwaarden

In de polders broeden grote aantallen weidevogels, waaronder Grutto, Tureluur, Zomertaling, Slobeend en Patrijs. Langs het water van De Putten vinden we kustbroedvogels als kluten, bontbekplevieren en meeuwen (Kleine mantelmeeuw, Zilvermeeuw, Stormmeeuw, Kokmeeuw) en sterns (Visdief). Door de strategische ligging vlak achter de kustlijn, op de belangrijke noordzuid trekroute langs de kust, is het gebied voor doortrekkers en wintergasten van groot belang. Het fungeert als foerageer- en rustgebied voor onder andere Lepelaar, Bergeend, Smient, Kleine zwaan, Goudplevier (tot wel 3.000 exemplaren, vooral in nazomer en herfst), Drieteenstrandloper, Kanoet, Steenloper en Grote stern. Vaak overtijen er vogels die langs de kust bij laag water voedsel zoeken, waaronder de Paarse strandloper, die zijn voedsel zoekt langs 'rotsige kusten' als de Hondsbossche Zeewering. Gedurende de laatste tien jaar is de grote betekenis als foerageergebied voor ganzen opvallend. Ter plaatse zijn in de wintermaanden tussen 500 en 1.000 grauwe ganzen, 1.000 tot 2.000 kolganzen en kleine aantallen rotganzen en brandganzen aanwezig. In perioden van strenge vorst kan het aantal rotganzen tot 200 oplopen. Van speciaal belang is de aanwezigheid van de zeer zeldzame Dwerggans, waarvan in de afgelopen jaren maximaal 33 exemplaren zijn geteld. Aan deze soort heeft het gebied zijn status als Vogelrichtlijngebied te danken.

Hoewel het gebied niet is aangemeld onder de Habitatrichtlijn, komen hier enkele zilte habitattypen voor die in de verre omtrek niet of nauwelijks te vinden zijn. Als gevolg van de zoute kwel hebben zich aan de voet van de Hondsbossche Zeewering botanisch waardevolle, binnendijkse zilte graslanden ontwikkeld. Het betreft hier de klassieke reeks van de haloserie. Op de laagste delen, in de omgeving van De Putten, domineren pionierbegroeiingen die behoren tot het Zeekraalverbond (TheroSalicornion; H1310), met zowel Langarige zeekraal (Salicornia procumbens) als Kortarige zeekraal (Salicornia europaea). Op de lage delen van het schor vinden we gemeenschappen van het Verbond van Gewoon kweldergras (Puccinellion maritimae), met naast de naamgevende soort onder andere Zeeaster (Aster tripolium), Klein schorrenkruid (Suaeda maritima) en Gerande schijnspurrie (Spergularia maritima). Op iets hogere delen groeien zilte graslanden uit het Verbond van Engels gras (Armerion maritimae), met onder meer Zilte rus (Juncus gerardii), Melkkruid (Glaux maritima) en zilte vormen van Rood zwenkgras (Festuca rubra) en Fioringras (Agrostis stolonifera). In 2006 is voor het eerst in het gebied de zeldzame Schorzijdebij (Colletes halophilus) waargenomen.

Ook noordelijker in de Vereenigde Harger- en Pettemerpolder komen nog begroeiingen van zilt en brak milieu voor te midden van het agrarisch grasland. Hier vinden we soorten als Stomp kweldergras (Puccinellia distans), Schorrenzoutgras (Triglochin maritima), Behaarde boterbloem (Ranunculus sardous) en, als grote bijzonderheid, Knolvossenstaart (Alopecurus bulbosus).

Ook de slootbegroeiingen weerspiegelen een zoute invloed al is de brakwatervegetatie in het Natura 2000-gebied in de afgelopen twintig jaar wel achteruitgegaan. Brakke sloten worden wel nog omzoomd door Zeebies (Bolboschoenus maritimus), maar in de sloten wordt recent alleen nog het Schedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus) aangetroffen als indicator van de brakke omstandigheden; misschien is Spiraalruppia (Ruppia cirrhosa) nog op een enkele plek aanwezig. In gebieden die worden gekenmerkt door aanvoer van zoet kwelwater uit de Schoorlse duinen, is slootvegetatie aanwezig met onder meer Klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus), Holpijp (Equisetum fluviatile), Paarbladig fonteinkruid (Groenlandia densa) en Beekpunge ( Veronica beccabunga). Klimopwaterranonkel komt in deze omgeving van nature in duinbeken voor, waar het onderdeel uitmaakt van habitattype 3260.

De naar verhouding grote aantallen dwergganzen (enkele tientallen) die in de winters in de plassen en eilanden achter de Hondbossche Zeewering pleisteren, vormde de directe aanleiding voor het aanmelden van het gebied Abtskolk en De Putten onder de Vogelrichtlijn.

Literatuur

Simons & Vrooman 1973; Smit et al. 2005; Ebbinge 2008.

Terug naar boven