Kop van Drenthe - Leekstermeergebied

Leekstermeergebied

Gebiedsnummer
19
GebiedsnaamLeekstermeergebied
Status
Vogelrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Noordenveld, Westerkwartier
Provincie
Drenthe, Groningen
Voortouwnemer
provincie Drenthe
Sitecode VR
NL9802041
Totale oppervlakte in hectare
1543
Oppervlakte VR in hectare
1543

Kenschets

Op de overgang van het Drentse zand naar de Groninger zeeklei ligt een natuurlijk, weids en open meer, omzoomd met uitgestrekte rietkragen: het Leekstermeer. De natte graslanden er omheen vormen een broedgebied voor vogels als Porseleinhoen en Kwartelkoning. Voor winteren trekvogels is het Leekstermeergebied van betekenis als foerageergebied.

Landschap

Het gradiƫntrijke Leekstermeergebied is het enige gebied in Drenthe dat grotendeels beneden NAP ligt. Na de laat ste ijstijd ontstond hier een uitgestrekt laagveenlandschap, dat zowel door de zee, door beekwater van het Drents Plateau als door grondwater werd gevoed. Water van de Drentse beken Peizerdiep en Eelderdiep kwam hier samen voordat het werd afgevoerd naar het Reitdiep. Het is ook nu nog een belangrijke natte schakel tussen de Drentse beken en het Reitdiepgebied in Groningen. De zee wist in sommige perioden tot het meer door te dringen, wat resulteerde in oeverafslag en brak water. De historische naam Zultemeer duidt hier op.

Wateroverlast loopt als een rode draad door de geschiedenis van het Leekstermeergebied. In de Late Middeleeuwen is het veengebied ten oosten van het meer ontwaterd en in gebruik geweest. Uit die tijd dateren restanten van zogenaamde veenterpen. In de 17de en 18de eeuw vindt geleidelijk een meer systematische ontginning plaats vanaf de zandruggen. Door kleiafzettingen was de kwaliteit van de turf niet al te best, zodat turfwinning geen grote vlucht heeft genomen. In het noordwestelijke deel van het Natura 2000-gebied ligt een klein moerasgebied, de Lettelberter Petten. Dit is een van de weinige delen dicht langs het meer waar in het verleden verveend is.

Vanaf circa 1850 is de omgeving van het meer ingepolderd, zodat de wateroverlast beter beheerst kon worden. Tot in het begin van de 20ste eeuw stond echter een groot deel van het gebied rondom het Leekstermeer in de winter nog maandenlang onder water, omdat de afvoer naar het Reitdiep stagneerde. Pas na de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 zijn winterse overstromingen een uitzondering. Een groot deel van het Leekstermeergebied is inmiddels, samen met de Peizer- en Eeldermaden, aangewezen als waterbergingsgebied. Het gaat in totaal om een gebied van zo'n 2.500 ha rondom het Peizerdiep, Eelderdiep en Leekstermeer, waar natuurontwikkeling samengaat met het bieden van overstromingsruimte aan de Drentse beken. In plaats van de huidige graslanden zullen over grote oppervlakte riet- en zeggenmoerassen ontstaan. Alleen op de wat hogere delen en buiten de (nieuwe) kaden van de waterberging zal het graslandbeheer worden voortgezet.

Natuurwaarden

De omgeving van het Leekstermeer heeft gedurende lange tijd bestaan uit natte graslanden, die een paradijs waren voor weidevogels. Het gebied is geselecteerd als Vogelrichtlijngebied vanwege de, indertijd, enorme aantallen overwinterende kolganzen. De ganzen gebruiken het meer om te rusten, te drinken en te overnachten. Behalve voor de Kolgans is het gebied ook van belang voor Brandgans en Smient. Andere vogelsoorten die in de winter regelmatig voorkomen, zijn Wintertaling, Grote zaagbek, Nonnetje, Grote zilverreiger, Slechtvalk en Blauwe kiekendief. In de zomer broeden er regelmatig enkele paren Porseleinhoen en Kwartelkoning. De Kemphaan kwam tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog in grote aantallen voor, maar is overal dramatisch achteruitgegaan en ook bij het Leekstermeer als broedvogel verdwenen. Voor andere weidevogels is dit noordelijke stukje Drenthe echter nog steeds het belangrijkste deel van de provincie. De kleinere wateren en oeverlanden bieden een leefgebied aan zeldzame diersoorten als Meerkikker en Waterspitsmuis. De Meervleermuis foerageert boven het open water. Wat betreft de plantengroei laat het gebied een verscheidenheid zien aan graslanden en rietlanden met plaatselijk wat elzenbroek en watervegetatie. Van de vroeger soortenrijke hooilanden resteren nog enkele fragmenten Blauwgrasland en Dotterbloemhooiland. Soorten van deze laatste gemeenschap, zoals Gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris) en Waterkruiskruid (Jacobaea aquatica), weten zich geleidelijk uit te breiden dankzij het verschralingsbeheer door het Staatsbosbeheer. In de omgeving van het meer hebben de sloten, op plaatsen waar kwelwater uittreedt, een begroeiing met soorten als Vlottende bies (Eleogiton fluitans) en Pilvaren (Pilularia globulifera).

In de Lettelberter Petten komt elzenbroekbos voor van het beekdaltype (associatie Carici elongatae-Alnetum). Dit is het gebied waar recent de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana) is aangetroffen, ver buiten het verspreidingsgebied zoals dat tot op dat moment in ons land bekend was.

Literatuur

Lambers et al. 1975; Helmig et al. 1999; Brongers & Jalving 1999; Vegter 2005.

Voor waterplanten vormt de hoge concentratie aan nitraat en fosfaat in het oppervlaktewater een probleem. Het doorzicht van het water is op de meeste plaatsen beperkt, en ondergedoken en drijvende waterplanten ontbreken vrijwel geheel.
Terug naar boven