Arkemheen

Gebiedsnummer
56
GebiedsnaamArkemheen
Status
Vogelrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Nijkerk, Putten
Provincie
Gelderland
Voortouwnemer
provincie Gelderland
Sitecode VR
NL9802062
Totale oppervlakte in hectare
1422
Oppervlakte VR in hectare
1422

Kenschets

Arkemheen geeft de naam aan een open gebied dat is opgebouwd uit oude, laaggelegen polders langs het Eemmeer, het Nijkerkernauw en het Nuldernauw. In de polder herinnert zouttolerante vegetatie aan het Zuiderzeetijdperk. Veel graslanden hebben echter hun kenmerkende vegetatie met veel dotterbloemen verloren door een omvorming naar hoogproductieve Beemdgras- en Raaigrasweiden. Deze vormen echter wel een goede voedselbron voor de Kleine zwaan, die hier in grote aantallen verblijft. De zwanen slapen en drinken op de Veluwerandmeren, waar ze ook foerageren op wortelknolletjes van fonteinkruiden. Arkemheen staat ten slotte bekend als een van de weinige gebieden waar weidevogels geen negatieve trend in de ontwikkeling van hun aantallen vertonen.

Landschap

De ondergrond van het poldergebied Arkemheen bestaat uit veen, waar overheen vanaf de Vroege Middeleeuwen klei is afgezet, toen het gebied onder invloed van de zee kwam. Grote delen van het veengebied erodeerden door de golfwerking, maar aan de randen bleven stukken behouden. Lange tijd bevond zich in het gebied van het huidige Arkemheen een kleine delta. Riviertjes en beken van de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en de daartussen gelegen Gelderse Vallei mondden uit in de Zuiderzee. Door landaanwinning zijn de kleigronden geleidelijk veroverd op de Zuiderzee. Om het gewonnen land te beschermen werden vanaf de 13de eeuw dijken gebouwd. Door keerdeuren werd het overtollige water bij eb in de Zuiderzee geloosd. Later gebeurde dit door windwatermolens en stoomgemalen. Hierdoor ontstond de polder Arkemheen, een van de oudste polders van ons land. Naast het oude stoomgemaal in het gebied staat nog steeds de onderbouw van een windwatermolen. Het veen dat hier resteerde is grotendeels alsnog verdwenen door afgraving, inklinking en oxydatie.

De polder Arkemheen is vooral bijzonder omdat er nooit een ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. De oorspronkelijke verkavelingstructuur is derhalve nog aanwezig. Het agrarische gebruik van de graslanden werd geleidelijk aan wel intensiever. Aan de binnenzijde van de voormalige zeedijk liggen enkele kolken en rietmoerassen, ontstaan door dijkdoorbraken. De laatste dijkdoorbraak was in 1916, toen bij grote storm en hoog water de dijk het op enkele plaatsen begaf.

Na de afsluiting van de Zuiderzee werd het brakke gebied een zoetwaterdelta. Door de aanwezigheid van zout veen in de ondergrond heeft het grondwater echter plaatselijk nog steeds een brak karakter. Met de inpoldering van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland daalde in de jaren zestig van de vorige eeuw de waterstand. Omstreeks 1983 volgde een tweede daling, van 50 tot 80 cm beneden NAP, door de ingebruikneming van een elektrisch gemaal en aanpassingen in het waterlopenstelsel.

Natuurwaarden

Van de eertijds uitgestrekte Dotterbloemgraslanden is helaas weinig meer over. Wel komen nog enkele rietlanden voor met Gewone dotterbloem (Caltha palustris subsp. palustris) en hier en daar wat orchideeën. Ook herinneren sommige plantensoorten aan de invloed van het zoute water van de voormalige Zuiderzee. Vooral langs de dijk liggen een aantal zilte graslanden met Melkkruid (Glaux maritima), Aardbeiklaver (Trifolium fragiferum), Schorrezoutgras (Triglochin maritima), Zilte rus (Juncus gerardii), Stomp kweldergras (Puccinellia distans subsp. distans) en Waterpunge (Samolus valerandi). Het betreft de associatie Trifolio fragiferi-Agrostietum stoloniferae. De wateren in het gebied herbergen Bittervoorn en Grote modderkruiper. Arkemheen is echter bovenal een belangrijk vogelgebied. Hier broeden vele soorten water- en weidevogels en de polder is een belangrijk rustgebied, foerageergebied en doortrekgebied voor talrijke vogels. In de trektijd en winter zijn er Kleine en Wilde zwaan, Rietgans en Kolgans, Smient, Wulp en vele andere gasten te vinden. Vooral de natte graslanden van Arkemheen zijn van belang voor foeragerende kleine zwanen, omdat ze op korte afstand zijn gelegen van de foerageer- en slaapplaatsen in de randmeren. Door het herstel van de Fonteinkruidvegetatie in de randmeren (meer voedsel) zijn de aantallen van de Kleine zwaan in de polder echter afgenomen.

In Arkemheen broeden veel weidevogels en dankzij een gericht beheer van Staatsbosbeheer en betrokken boeren lukt het hier om de aantallen stabiel te houden. Naast steltlopers als Kievit, Scholekster, Grutto, Kemphaan, Watersnip en Tureluur, broeden er onder meer Zomertaling, Slobeend, Veldleeuwerik, Graspieper en Gele kwikstaart. De Grutto, die wereldwijd een relatief kleine populatie heeft, waarvan zo'n 40 % in Nederland verblijft, staat in het hele land onder druk (jaarlijks neemt de populatie in ons land af met circa vier procent). In Arkemheen broeden echter nog steeds honderden paren en de aantallen zijn hier stabiel.

Literatuur

Dirkse & van Laar 1992; Zuidhoff et al. 1988; de Goede et al. 1994; Zuidhoff et al. 1998; van Manen 1999.

Kleine zwanen in de polder Arkemheen. De hier overwinterende zwanen broeden op de arctische toendra ten westen van de Oeral. Geschat wordt dat jaarlijks zo'n tien- tot twintigduizend dieren in ons land de winter doorbrengen. De Kleine zwaan onderscheidt zich van de wat grotere Wilde zwaan door een geringere geeltekening op de snavel.
Terug naar boven