Klaverbank

Gebiedsnummer
165
GebiedsnaamKlaverbank
Status
Habitatrichtlijn
Overbelasting stikstof
Nee
Gemeente
Provincie
Noordzee
Voortouwnemer
ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Sitecode HR
NL2008002
Totale oppervlakte in hectare
153900
Oppervlakte HR in hectare
153900

Kenschets

De Klaverbank ligt aan de uiterste westrand van het Nederlands Continentaal Plat (NCP), ten westen van de Oestergronden en ten zuiden van de Doggersbank. De diepte loopt uiteen van 30 tot 50 meter. De hele bank wordt beschouwd als een voorbeeld van het habitattype Riffen (H1170), waarvoor tot nog toe geen enkele ander Natura 2000-gebied in ons land is aangemeld. De Klaverbank wordt van noordwest naar zuidoost doorsneden door een 60 meter diepe geul, de Botney Cut. Door de aanwezigheid van grove sedimenten en de steile gradiënten in bodemtypen neemt de Klaverbank een bijzondere plek in binnen de Noordzee, een soort Zuid-Limburg van het NCP.

Landschap

De Klaverbank is een relatief weinig onderzocht gebied. Door het afwijkende bodemtype, met hoge concentraties grind en stenen, moet er met specialistische bemonsteringsapparatuur worden gewerkt. Onderzoekers lieten het gebied daarom meestal links liggen. Pas omstreeks 1990 ontstond behoefte aan meer ecologische kennis over het gebied, omdat er plannen waren voor de winning van grove sedimenten als metselzand en grind. Aanvankelijk richtte het onderzoek, in opdracht van Rijkswaterstaat, zich vooral op de effecten van grind- en zandwinning, pas in tweede instantie meer op een totale beschrijving van het ecosysteem. Dankzij dit recente onderzoek is duidelijk geworden dat de Klaverbank voor het Nederlandse deel van de Noordzee een uniek gebied is. Geschat wordt dat op ongeveer 300 van de 900 km2 die het gebied beslaat, grove sedimenten aan het bodemoppervlak liggen. De grindgehalten lopen hier uiteen van 30 tot zelfs 80 %. Lokaal worden ook grotere stenen aangetroffen. Het sediment in de Botney Cut daarentegen bestaat uit zacht substraat met tot meer dan 50 % slib. De bodem van de Klaverbank is lokaal bedekt met oud schelpenmateriaal, terwijl hier en daar keileem aan het oppervlak komt. Slibpercentages variëren van enkele procenten tot 17 % op plekken met keileem.

De in het gebied aanwezige grind, stenen en keileem dateren van de laatste ijstijd (Weichselien), toen het landijs zich vanuit Engeland tot in dit gebied uitstrekte. Na het smelten van de enorme ijspakketten bleef een eindmorene achter. Smeltwater dat voornamelijk in oostelijke richting wegstroomde, vormde beddingen die met grof zand en grind opgevuld raakten. Deze grootschalige structuren zijn nog duidelijk waarneembaar in sonar opnamen en ook door middel van seismisch onderzoek van de bodem in beeld te brengen. Door geomorfologische processen in het Holoceen zijn de Pleistocene sedimenten evenwel gemengd, verstoord en gesorteerd. Ook zijn over grote oppervlakten dunne lagen mariene zanden aanwezig in de vorm van zogenaamde sand ribbons. Dit zijn tot enkele decimeters hoge zandafzettingen met een breedte van enige tientallen meters, die zijn gelegen in de richting van de stromingen. Waarschijnlijk zijn deze structuren dynamisch en passen de ligging en vorm zich voortdurend aan de overheersende waterstroming aan. De diepte van de Klaverbank is dusdanig dat de bodem alleen beroerd raakt tijdens zeer zwaar weer. Vermoedelijk komt dan ook de grindfractie incidenteel in beweging. Door de combinatie van grof sediment en de grote waterdiepte is het water veelal helder en het doorzicht groot. Op de bodem kan een duiker meters ver om zich heen kijken zonder dat hij een lamp nodig heeft. De inventarisaties toonden aan dat tot op een diepte van bijna veertig meter voldoende licht was voor de groei van korstvormende kalkroodwieren. Dat was toch voor kort voor het NCP een onbekend fenomeen.

Natuurwaarden

De Klaverbank is een gebied met over relatief korte afstand sterk uiteenlopende biotopen. Er is ruimte voor zowel sessiele (vastzittende) organismen als voor fauna die zachte substraten prefereert. Plaatsen met zeer hoge grindgehalten wisselen af met gebiedsdelen die uit grof zand bestaan. Soms zijn in de zandige plekken stroomribbels aanwezig. Verder zijn grote oppervlakten met oud schelpenmateriaal bedekt. Verspreid zijn grote keien aanwezig met doorsneden tot een meter. De verspreiding en dichtheid van deze grote stenen zijn onregelmatig. Deze heterogeniteit speelt zich af op zowel microschaal als op veel grotere schaal, van enkele tot honderden meters of zelfs kilometers. Ten opzichte van de andere gebieden met bijzondere ecologische waarden in het Nederlands deel van de Noordzee is het juist dit aspect dat de Klaverbank zo bijzonder maakt. Hierin verschilt de Klaverbank bijvoorbeeld ook van het Borkummer rif, de Texelse Stenen of de Vlieland Ground, gebieden op het Nederlands Continentaal Plat waar ook grof sediment aan de oppervlakte komt. Daarnaast is de geringere waterdiepte van betekenis, waardoor de effecten van waterbeweging ten gevolge van wind en zeegang veel groter zijn.

Het gebied biedt door zijn heterogeniteit huisvesting aan allerlei bijzondere levensgemeenschappen. Tot nu toe zijn 376 diersoorten aangetroffen, waaronder 319 soorten macrobenthos. Uit een vergelijking van bodemmonsters met de rest van het NCP bleek dat 44 % van deze soorten beperkt is tot de Klaverbank. Over de meiofauna (ongewervelden van gemiddelde grootte) van de Klaverbank is nog vrijwel niets bekend, omdat deze fauna van grove sedimenten zeer moeilijk is te bemonsteren. Juist in deze groep zouden wel eens diverse onbeschreven soorten kunnen voorkomen.

De aanwezigheid van soorten in de diverse deelgebieden lijkt sterk gestuurd door fysische factoren. Vooral de verschillende sedimenttypen zijn waarschijnlijk verklarend voor de soortensamenstelling. Het gravende kreeftje Callianassa subterranea, dat in zeer hoge dichtheden op het Friese Front leeft, komt hier voornamelijk voor op diepe, slibrijke delen. Het profiteert hier vermoedelijk van de aanwezigheid van keileem, waarin het dier zijn gangenstelsel kan maken. Andere algemene soorten op de Klaverbank zijn de borstelworm Notomastus latericeus, het kreeftje Upogebia deltaura en het Zeeboontje (Echinocyamus pusillus). De laatste is een zeeegeltje zo groot als een M&M. Andere karakteristieke soorten voor de Klaverbank zijn soorten die gebonden zijn aan de grove, zeer permeabele zanden, zoals het Lancetvisje (Branchiostoma lanceolatum), en daarnaast dieren die vastgehecht zitten op stenen, zoals Dodemansduim (Alcyonium digitatum), een lederkoraal. Opvallende soorten zijn verder de Artemisschelp (Dosina exoleta) en de Stevige platschelp (Arcopagia crassa, synoniem Tellina crassa). Deze soorten hebben een dikke schelp, waardoor ze goed zijn aangepast aan incidentele bewegingen van het grind. Ook de Wulk (Buccinum undatum) kan zich hier goed handhaven, omdat er voldoende vast substraat is voor het afzetten van eipakketten. Er worden in het gebied ook regelmatig noordkrompen (Arctica islandica) aangetroffen. Ten slotte worden op de Klaverbank diverse soorten gevonden die verder alleen in de diepere Noordzee algemeen zijn, ten noorden van de Doggersbank. Voorbeelden zijn de Noordhoorn (Neptunea antiqua), de Slanke noordhoorn (Colus gracilis) en de heremietkreeft Anapagurus laevis.

Wat betreft de bijzondere fauna van het gebied spelen sessiele organismen een belangrijke rol. Van de meer dan 150 epibentische soorten die op de Klaverbank zijn aangetroffen, zijn vele vastzittend. Grind met een grootte van meer dan 30 mm is dikwijls al begroeid, hetgeen suggereert dat het redelijk stabiel ligt. De sessiele organismen zijn ook van betekenis omdat ze losse bodemelementen kunnen verkitten en zo de bodem nog minder gevoelig maken voor verstoring door golven en waterbeweging. Sidescan sonar opnamen in het gebied laten echter wel veel trawlsporen zien, en omdat sleepnetvisserij in deze ecosystemen een zeer grote invloed heeft op de vastzittende bodemorganismen kan er vanuit worden gegaan dat de epibentische fauna niet optimaal ontwikkeld is. Door herhaaldelijke omwoeling worden stenen gekanteld en verplaatst. Het effect is dat de successie van de sessiele gemeenschap telkens weer terug gezet wordt in de tijd. Voor vissoorten die hun eieren op grove sedimenten afzetten, zoals de Haring, vormt de Klaverbank een potentiële paaigrond. Scholen vis die het gebied in de Botney Cut doorsnijden, trekken visetende vogels aan, zoals zeekoeten. De Zeekoet en Alk zijn hier in de maanden april en mei aanwezig. In de zomer kunnen, vooral rond de Botney Cut, groepen bruinvissen worden aangetroffen, en ook de Dwergvinvis wordt af en toe gesignaleerd.

Literatuur

Van Moorsel & Waardenburg 1991; van Moorsel 1993, 1994; Laban 2002; van Moorsel 2003; Arts & Berrevoets 2006a; Camphuysen & Peet 2006.

Terug naar boven