Langstraat

Gebiedsnummer
130
GebiedsnaamLangstraat
Status
Habitatrichtlijn
Overbelasting stikstof
Ja
Gemeente
Waalwijk
Provincie
Noord-Brabant
Voortouwnemer
provincie Noord-Brabant
Sitecode HR
NL2003026
Totale oppervlakte in hectare
506
Oppervlakte HR in hectare
506

Kenschets

De Langstraat bij Sprang-Capelle is een van de belangrijkste natuurterreinen in de Naad van Brabant, een smalle overgangszone tussen de Pleistocene zandgronden van het Kempisch Plateau en de lager gelegen rivier- en zeekleigebieden in het stroomgebied van de Maas. Dankzij sterke kwel vanuit de hogere gronden worden hier begroeiingen en soorten aangetroffen die afhankelijk zijn van een constante toestroom van basenrijk grondwater. In sloten komen kranswieren en grote modderkruipers voor, op drassige percelen wordt alkalisch laagveen (met de zeldzame Gele zegge, Carex flava) aangetroffen. Het is een onverwachte hoek voor soorten en begroeiingen die vooral uit de grote laagveenmoerassen bekend zijn.

Landschap

De Naad van Brabant vormt een smalle, langgerekte band vanaf Boxmeer tot aan Bergen op Zoom. In deze contactzone tussen zandgrond en kleiopveen treedt sterke (ondiepe en diepe) kwel op. Van oudsher voerden beekjes het overtollige water van het plateau af naar de Maas. Zowel op de kleigronden als op de hogere zandgronden heeft zich in prehistorische tijden veen gevormd, zodat hier tot in de 19de eeuw uitgestrekte moerassen werden aangetroffen.

Het veen is in de loop van de tijd grotendeels verdwenen door overspoeling met zeewater en door afgraving ten behoeve van turfwinning. Na de Sint-Elizabeths - vloed werd in de uiterwaarden langs de Maas een nieuwe winterdijk aangelegd (in 1465 gereedgekomen), die het gebied in tweeën deelt. Het grootste deel van het Natura 2000-gebied ligt ten zuiden van deze dijk, in binnenpolders; een klein deel ligt aan de noordkant. In 1900 is het Zuiderafwateringskanaal aangelegd, dat zorgde voor ontwatering van het moerasgebied. Door turfwinning en de aanleg van sloten en greppels trad verdere drainage op.

De turfwinning in de Naad van Brabant gebeurde vanaf de hogere oeverwal of vanaf de rand van het zandgebied, waar de meeste steden en dorpen zijn gebouwd. Na afgraving van het veen werd de ontginning van het gebied ter hand genomen. Volgens een Hollandse maat was elk ontginningskavel (een slag of hoeve) zo'n 1.600 m lang en 100 m breed, waarmee langgerekte kavels ontstonden, loodrecht op de stroomrichting van de Maas. Door veel (vanwege de kwel) en lange sloten te graven, ontstond een patroon van smalle percelen, dat karakteristiek is voor het slagenlandschap hier.

Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was de Langstraat een schatkamer van botanische bijzonderheden, dankzij de kwel van kalkrijk grondwater. De venen en schraallanden bevatten onder andere Gele zegge, Tweehuizige zegge (Carex dioica), Ronde zegge (Carex diandra), Slank wollegras (Eriophorum gracile), Blonde zegge (Carex hostiana), Vlozegge (Carex pulicaris), Slijkzegge (Carex limosa), Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Bonte paardenstaart (Equisetum variegatum), Veenmosorchis (Hammarbya paludosa), Groenknolorchis (Liparis loeselii), Drijvende waterweegbree (Luronium natans) en Geel schorpioenmos (Hamatocaulis vernicosus). Door de ruilverkavelingen van de jaren 1960 is de natuurwaarde van het gebied sterk achteruitgegaan.

Zo werd in 1967 de waterspiegel een meter verlaagd om het gebied beter te kunnen inrichten voor de landbouw.

Ook heeft het gebied sterk geleden onder inspoeling van meststoffen vanuit de omringende landbouwgebieden.

In het nu grotendeels agrarische landschap van de Naad van Brabant vormt de Langstraat bij Sprang-Capelle het mooiste resterende voorbeeld van het slagenlandschap.

Het Natura 2000-gebied bestaat uit vier deelgebieden: de Dulver, de Dullaard, de Hove en het Labbegat. In de jaren 1990 zijn herstelwerkzaamheden uitgevoerd in delen van het Labbegat, waarbij is geplagd, landbouwgrond afgegraven en de invloed van kwelwater verhoogd. Een hele reeks van zeldzame planten heeft hier gunstig op gereageerd door zich uit te breiden of (opnieuw) te vestigen. Op dit moment wordt geprobeerd om de milieucondities en het beheer in het gebied te verbeteren via het project 'boeren voor natuur'.

Natuurwaarden

De voornaamste redenen om de Langstraat op de lijst van te beschermen Europese gebieden op te nemen vormen de ecosystemen van sloten en schraallanden. De sloten worden gevoed met zacht, helder kwelwater, wat leidt tot een pioniergezelschap van zeldzame kranswieren. zoals als Buigzaam glanswier (Nitella flexilis), Doorschijnend glanswier (Nitella translucens), Puntdragend glanswier (Nitella mucronatus) en Kraaltjesglanswier (Nitella tenuissima).

Deze doorgaans weinig stabiele pioniergemeenschappen kunnen in de Langstraat vrijwel elk jaar worden aangetroffen.

Om dergelijke begroeiingen van habitattype 3140 op de langere termijn te behouden dienen de sloten regelmatig geschoond te worden. Andere vegetatietypen die in de kwelsloten worden aangetroffen, zijn gemeenschappen van open water en verlandingen met fonteinkruiden (Potamogeton), Krabbenscheer (Stratiotes aloides), Slangenwortel (Calla palustris) en Waterviolier (Hottonia palustris). Opvallende waterplanten zijn verder Rossig fonteinkruid (Potamogeton alpinus) en Klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus).

Aan slootkanten worden hier en daar kale plekken met Pilvaren (Pilularia globularis) aangetroffen, terwijl op andere oevers Galigaan (Cladium mariscus) vegetatievormend optreedt. De laatstgenoemde begroeiingen maken deel uit van habitattype 7210. De schrale hooilanden worden gerekend tot de Dotterbloemhooilanden (Calthion palustris), blauwgraslanden (Junco-Molinion; H6410) en basenrijke kleine zeggenmoerassen (Caricion davallianae; H7230). Op afgegraven delen van het Labbegat zijn inmiddels enkele zeer bijzondere plantensoorten (opnieuw) verschenen, zoals Dennenwolfsklauw (Huperzia selago), Spaanse ruiter, Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Teer guichelheil (Anagallis tenella) en Rechte rus (Juncus alpinoarticulatus).

Gele zegge, slechts bekend van enkele plekken in Nederland, heeft zich sterk uitgebreid en vormt hier de grootste populatie van ons land. Het kalkmoeras doet sterk denken aan de associatie Equiseto variegato-Salicetum repentis uit het rivierengebied. Ook komen ruigere graslanden voor met Grote pimpernel (Sanguisorba officinalis), die een relict lijken van de zeer zeldzame associatie Sanguisorbo-Silaetum (H6510).

Het Natura 2000-gebied is van belang voor moeras- en watervogels. Bij de in het gebied aanwezige eendenkooi komen uiteraard veel eendensoorten voor, zoals Wintertaling, Zomertaling, Krakeend, Slobeend en Tafeleend, en ook bevindt zich hier een grote kolonie van de Blauwe reiger. In de moerassen broeden tientallen blauwborsten en rietzangers en af en toe een Bruine kiekendief.

Het gebied is rijk aan libellen en andere insecten van natte gebieden, waaronder de Moerassprinkhaan (Stethophyma grossa), terwijl de sloten een zeer waardevolle macrofauna bevatten. Ook komen Grote en Kleine modderkruiper veelvuldig in deze sloten voor. Voor de Grote modderkruiper geldt dat het (te rigoureus) schonen van sloten een van de oorzaken is voor de achteruitgang van deze soort in ons land. Omdat het schonen van sloten voor de eerder genoemde kranswierbegroeiingen juist een essentiële randvoorwaarde is, dient in het beheer van het Natura 2000-gebied een goede afweging te worden gemaakt tussen deze tegengestelde standplaatseisen.

Literatuur

Reichgelt 1962; Harmsen & van Leeuwen 1962; Cuppen 1993; Noord-Brabants Landschap 1996; Nat 1998; van Haperen et al. 1999; Klooker et al. 1999; Bruinsma 2000; Kiwa & EGG 2006; van Beers & Weeda 2009.

Het Labbegat is een van de gebieden in de Naad van Brabant waar nog soortenrijke laagveenbegroeiingen aanwezig zijn.
Gele zegge (Carex flava) is de soort waaraan het Labbegat zijn faam te danken heeft.
In de sloten van de Langstraat groeien van oudsher kwelindicerende plantensoorten als Waterviolier (Hottonia palustris). Samen met soorten als Krabbenscheer (Stratiotes aloides) vormt deze het beginstadium van verlanding, waarbij op den duur kraggen en later grondwateronafhankelijke trilvenen met veenmos ontstaan. Dergelijke trilvenen, waar je doorheen kunt zakken, worden in de streek 'papieren zolderkes' genoemd.
Terug naar boven